Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [11]Maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen [12]ontstak Kain zeer, en [13]zijn aangezicht verviel. 11. Dit verklaart de apostel Hebr.11:4, sprekende van het getuigenis, hetwelk God gaf over Habels gaven, hetzij met woorden, met vuur van den hemel, of enig ander teken. Verg. Lev.9:24; Richt.6:21; 1 Kon.18:38; 1 Kron.21:26; 2 Kron.7:1. 12. Hebr. en Kain ontstak. Te weten, de toornigheid; alzo in het volgende vs., zie, in een gelijke manier van spreken, het woordje toorn daarbij gevoegd, onder 3 Joh.:19; Ex.32:10,11. 13. Dat is, het gelaat zijns aangezichts veranderde.